1. BRENG JE CONDITIE OP PEIL
Breng je conditie op peil
Bergwandelen is zwaar, zeker wanneer je grote hoogte-verschillen dient te overwinnen. Zorg daarom dat je fit de bergen in gaat. Een goede conditie betekent dat je optimaal van de omgeving kan genieten. Stem de tochten af op je eigen vaardigheden en conditie en die van anderen. Geef je lichaam tijd om aan de hoogte te wennen, start met een paar rustige inlooptochten zodat je voelt wat jij en je groepsgenoten aankunnen. Overschat je eigen kunnen niet!
Bouw je conditie op door te beginnen met tochten van 5 tot 10 km en breidt dit langzaam uit tot je 1 of 2 keer per week 15 tot 20 km wandelt. Je zult merken dat als je elke week de afstand met 10% verlengt je conditie steeds beter wordt.
Bouw je conditie op door te beginnen met tochten van 5 tot 10 km en breidt dit langzaam uit tot je 1 of 2 keer per week 15 tot 20 km wandelt. Je zult merken dat als je elke week de afstand met 10% verlengt je conditie steeds beter wordt.
2. EEN GOEDE TOCHTVOORBEREIDING IS NOODZAKELIJK
Een goede tochtvoorbereiding is noodzakelijk
Zorg dat je ruim voor vertrek over actuele en duidelijke (topografische) wandelkaarten beschikt (liefst schaal 1:25.000). Je hebt dan de tijd om deze alvast te bestuderen en te gebruiken om je routes te plannen. Verder kan je ook bijkomend gebruik maken van reisgidsen en internet.
Hou bij het plannen van de wandeltrajecten zeker rekening met de afstand en te overwinnen hoogte (fysiek wandelniveau), alsook met de zwaarte van het wandelpad en terrein (technisch wandelniveau)!
Smalle gamele en gladde bruggetjes, duistere tunnels, steile gras- of steenpuinhellingen, beveilgde klimrots, een steile metalen trap, doorwaden van een gezwollen bergbeek, een alpenweide met wild vee, ... kunnen onzekerheid veroorzaken.
Eenmaal ter plekke vul je die kennis aan met informatie van het lokale VVV- of gidsenbureau. Check of routes, paden en hutten open zijn. Zorg dat je een alternatieve route kent, mochten de condities tegenvallen. Ga niet alleen op pad en laat iemand op je eindbestemming weten wanneer je denkt aan te komen.
Hou bij het plannen van de wandeltrajecten zeker rekening met de afstand en te overwinnen hoogte (fysiek wandelniveau), alsook met de zwaarte van het wandelpad en terrein (technisch wandelniveau)!
Smalle gamele en gladde bruggetjes, duistere tunnels, steile gras- of steenpuinhellingen, beveilgde klimrots, een steile metalen trap, doorwaden van een gezwollen bergbeek, een alpenweide met wild vee, ... kunnen onzekerheid veroorzaken.
Eenmaal ter plekke vul je die kennis aan met informatie van het lokale VVV- of gidsenbureau. Check of routes, paden en hutten open zijn. Zorg dat je een alternatieve route kent, mochten de condities tegenvallen. Ga niet alleen op pad en laat iemand op je eindbestemming weten wanneer je denkt aan te komen.
3. LAAT WETEN WAAR JE NAAR TOE GAAT
Laat weten waar je naar toe gaat
Meld aan hotelier of campingbeheerder welke wandeling je gaat maken en wanneer je denkt terug te zijn.
Bij een doorgaande trektocht vermeld je, door middel van het huttenboek, aan de huttenwaard je volgende bestemming, alsook de geplande route. Zeker als het traject enige technische moeilijkheden bevat is het aan te raden om aan anderen kenbaar te maken wat je van plan bent! |
|
4. HOU HET WEER IN DE GATEN
Hou het weer in de gaten
Sneeuw in de zomer en onweer in de middag: het weer in de bergen is relatief extreem en kan razendsnel veranderen. Lees het weerbericht voor vertrek, wees alert op veranderingen in het weer, leer ze interpreteren en voorkom zo verrassingen.
Controleer steeds de meteo vooraleer je op stap vertrekt in de bergen! Men kan 's morgens vertrekken met helder hemel en in de namiddag plots in een onweer terecht komen! Start vroeg met je bergwandeling om te voorkomen dat je oververhit raakt of in een warmteonweer terecht komt. Als je door omstandigheden langer dan verwacht onderweg bent is het ook altijd goed dat men tijd over heeft om de bestemming te bereiken vooraleer de duisternis invalt en het sterk afkoelt. Houd rekening met de weersverwachting. Win informatie ter plaatse in. In de bergen kan het weer van het ene op het andere moment omslaan. Ga niet op pad als er slecht weer is voorspeld op de route die je hebt gepland. |
Bij plots opkomend onweer dient men de kans om getroffen te worden door bliksem te verminderen door volgende raadgevingen te volgen:
- Keer langs een korte, maar veilige route terug. Vermijd hierbij bergtoppen en -kammen. De bliksem slaat waarschijnlijk in de bergtop en een stroomstoot door uw lichaam zou u kunnen verwonden of zelfs doden (1);
- Laat grote metalen voorwerpen achter zoals pickel (piolet), stijgijzers, ...;
- Maak zo min mogelijk contact met de berghelling. De stroom vloeit liever door het menselijke lichaam dan door de bergrots die meer weerstand biedt. Ga daarom niet op de grond liggen;
- Een berghol is tamelijk veilig mits u het contact met de wand vermijdt (de bliksemstroom kan u langs het vochtige oppervlak van de wand treffen) (2);
- Langs moeilijk begaanbare bergpaden ziet u wel eens kabels of hekken. Blijf zo ver mogelijk uit de buurt van deze uitgestrekte metalen geleiders die de bliksemstroom naar u toe kunnen leiden;
- Sta niet met je benen open daar er dan een groot potentiaalverschil ontstaat tussen uw twee benen, maar ga op je rugzak of klimtouw zitten, ze fungeren dan als extra isolator tegenover de aarde (3);
- Ga niet onder een alleenstaande boom staan in open terrein, maar maak u zo klein mogelijk (4).
5. TERREINKENNIS
Terreinkennis
Het lijkt soms aantrekkelijk om het gemarkeerde pad af te steken, maar dergelijke olifantenpaadjes zijn vaak steiler en de ondergrond is losser. Bovendien moet je dan goed in de gaten houden waar het alternatieve pad uitkomt. Ook als je achter anderen aan loopt, is het belangrijk om je hoofd erbij te houden: misschien kiezen zij de verkeerde route of hebben ze meer ervaring dan jij met lopen buiten de paden.
Weet hoe zich te gedragen bij het doorkruisen van geaccidenteerd terrein: een helling met losliggend puin; een sneeuwveld; ... Om het technische wandelniveau van een bepaald wandeltraject te weten, kan je vaak ook terugvallen op aanwezige markeringen. |
Omschrijving |
Duitsland |
Oostenrijk |
Zwitserland |
Italië |
Wandeling |
W – Wanderweg |
Wanderweg |
Wanderweg T1 ███ |
T – Turistico of ‘passegiata’ |
Bergwandeling |
B of BW – Bergwanderweg |
Mittelschwieriger Bergweg |
Bergwanderweg T2 ███ |
E – Escursionistico |
Bergwandelingen voor ervaren mensen |
EB – Erfahrene Bergwanderer |
Schwieriger Bergweg |
Bergwanderweg T3 ███ |
E/EE – Escursionisti esperti |
Alpiene wandelingen |
BG – Berggänger |
Alpiene route |
Alpinwanderweg T4 - T6 ███ |
EE – Sentiero Alpinistico |
Klettersteige |
# moeilijkheidsgraden |
# moeilijkheidsgraden |
# moeilijkheidsgraden |
# moeilijkheidsgraden |
Alpiene (klim)routes |
# moeilijkheidsgraden |
# moeilijkheidsgraden |
# moeilijkheidsgraden |
# moeilijkheidsgraden |
Kijk uit wanneer het broed- of jachtseizoen is. Mogelijk zijn er dan wandelpaden afgesloten!
|
Hou waarschuwingsbordjes in de gaten en volg raadgevingen op!
|
Let op aan de oever van een bergrivier voor plots opkomend water! Een bergstroom kan plots stijgen door neerslag stroomopwaarts of het openen van een stuw.
|
Informeer u bij twijfel over de begaanbaarheid van de geplande route bij de plaatselijke toeristische dienst, de huttenwirt, aan de receptie van je verblijf, website van de regio, ...
6. NEEM OP TIJD EN STOND EEN PAUZE
Neem op tijd en stond een pauze
Pauzeer regelmatig en neem meer eten en drinken mee dan je nodig denkt te hebben. Door onvoorziene omstandigheden kan je tocht langer duren dan gepland. Eet bovendien liever wat vaker kleine beetjes dan een flinke maaltijd in één keer. Wees voorzichtig met het drinken uit natuurlijke bronnen onderweg, bedenk dat vee tot op de grote hoogte graast. Een waterfilter kan uitkomst bieden.
7. HOU REKENING MET DE ANDERE GROEPSLEDEN
Hou rekening met de andere groepsleden
Heeft iedereen een mooie dag gehad, dan is de tocht geslaagd. De top halen is leuk, maar niet tegen elke prijs. De capaciteiten van de zwakste persoon in de groep bepalen hoe ver en snel je gaat. Wandel je met jonge kinderen, neem de tijd, bedenk onderweg zoekopdrachten en stel een kleine beloning in het vooruitzicht.
Denk er tijdens de klim aan dat je ook nog terug moet naar het dal. Als je op de top van een berg staat, ben je pas op de helft! Hou ook rekening met het technische niveau van de uitgestippelde route. |
8. RESPECTEER DE NATUUR
Respecteer de natuur
|
9. INSECTEN, DIEREN EN PLANTEN DIE OVERLAST VEROORZAKEN
Wanneer je door bosrijk gebied wandelt neem je dit best in acht!
Mensen en dieren worden in de meeste gevallen niet ziek van een tekenbeet. Soms kan de beet jeuk veroorzaken, maar dit is niet altijd het geval. Enkel indien de teek besmet is met een bacterie (Borrelia burgdorferi) kan een tekenbeet de ziekte van Lyme veroorzaken. De besmetting kan dan gebeuren doordat de teek die zich volzuigt met bloed, wat speeksel afgeeft aan diegene die ze gebeten heeft.
In België kan de teek naast de ziekte van Lyme ook Anaplasmose veroorzaken.
Ziekte van Lyme
Naar huidige schatting zijn ongeveer 10 tot 20 % van de teken besmet met de bacterie Borrelia burgdorferi.
De kans dat je besmet raakt stijgt naarmate de teek langer vastgehaakt op de huid blijft zitten. Minder dan 1 % van de besmette personen ontwikkelt de ziekte van Lyme. De ziekte van Lyme wordt altijd overgedragen via een teek en kan dus bijvoorbeeld niet rechtstreeks overgedragen worden van mens op mens.
De ziekte van Lyme is een ziekte die meerdere orgaansystemen kan aantasten. Er kunnen drie stadia worden onderscheiden, maar het is mogelijk dat ze niet alle drie worden doorlopen:
1e stadium: 3 dagen tot 3 maanden na de beet
2e stadium: enkele weken of maanden na de beet
De ziekte van Lyme is in België de meest voorkomende ziekte die door de teek verspreid wordt. Het aantal gevallen van de ziekte van Lyme in België kan enkel geschat worden. Zo schat men op basis van gegevens van huisartsenpraktijken dat op 10 000 Belgen 9 de rode ringvormige uitslag (erythema migrans) ontwikkelen.
Anaplasmose
In het speeksel van de teek kan ook de Anaplasmose-bacterie (Anaplasma phagocytophilum) aanwezig zijn. Anaplasmose wordt gekenmerkt door een geheel van symptomen die lijken op die van griep en die 5 à 15 dagen na de tekenbeet verschijnen: hoge koorts (39°C of meer), spierpijn, hoofdpijn, soms gewrichtspijn.
Het aantal gevallen in België ligt laag, maar de ziekte lijkt in opmars. Deze ziekte kan ook samen voorkomen met de ziekte van Lyme (co-infectie).
Mensen en dieren worden in de meeste gevallen niet ziek van een tekenbeet. Soms kan de beet jeuk veroorzaken, maar dit is niet altijd het geval. Enkel indien de teek besmet is met een bacterie (Borrelia burgdorferi) kan een tekenbeet de ziekte van Lyme veroorzaken. De besmetting kan dan gebeuren doordat de teek die zich volzuigt met bloed, wat speeksel afgeeft aan diegene die ze gebeten heeft.
In België kan de teek naast de ziekte van Lyme ook Anaplasmose veroorzaken.
Ziekte van Lyme
Naar huidige schatting zijn ongeveer 10 tot 20 % van de teken besmet met de bacterie Borrelia burgdorferi.
De kans dat je besmet raakt stijgt naarmate de teek langer vastgehaakt op de huid blijft zitten. Minder dan 1 % van de besmette personen ontwikkelt de ziekte van Lyme. De ziekte van Lyme wordt altijd overgedragen via een teek en kan dus bijvoorbeeld niet rechtstreeks overgedragen worden van mens op mens.
De ziekte van Lyme is een ziekte die meerdere orgaansystemen kan aantasten. Er kunnen drie stadia worden onderscheiden, maar het is mogelijk dat ze niet alle drie worden doorlopen:
1e stadium: 3 dagen tot 3 maanden na de beet
- op de plaats of in de buurt van de beet ontstaat een rode, ringvormige vlek die geleidelijk groter wordt. De vlek verschijnt meestal na enkele dagen tot twee weken na de beet, maar dat kan ook pas na drie maanden zijn. Soms kunnen mensen besmet raken zonder dat ze een rode ring gezien hebben.
- griepsymptomen zoals hoofdpijn, keelpijn, vermoeidheid, matige koorts,... kunnen voorkomen.
2e stadium: enkele weken of maanden na de beet
- pijn ter hoogte van armen of benen
- een scheefstaand gezicht door een gelaatsspierverlamming
- dubbel zicht
- hartritmestoornissen
- pijn en zwelling in één of meerdere gewrichten (dikwijls de knie)
- chronische neurologische stoornissen (zelden)
- laattijdige huidletsels op armen en/of benen
De ziekte van Lyme is in België de meest voorkomende ziekte die door de teek verspreid wordt. Het aantal gevallen van de ziekte van Lyme in België kan enkel geschat worden. Zo schat men op basis van gegevens van huisartsenpraktijken dat op 10 000 Belgen 9 de rode ringvormige uitslag (erythema migrans) ontwikkelen.
Anaplasmose
In het speeksel van de teek kan ook de Anaplasmose-bacterie (Anaplasma phagocytophilum) aanwezig zijn. Anaplasmose wordt gekenmerkt door een geheel van symptomen die lijken op die van griep en die 5 à 15 dagen na de tekenbeet verschijnen: hoge koorts (39°C of meer), spierpijn, hoofdpijn, soms gewrichtspijn.
Het aantal gevallen in België ligt laag, maar de ziekte lijkt in opmars. Deze ziekte kan ook samen voorkomen met de ziekte van Lyme (co-infectie).
Hoe een tekenbeet voorkomen?
Om een tekenbeet en dus ook de Lymeziekte te voorkomen, zijn er een aantal eenvoudige voorzorgsmaatregelen die je kan nemen. De tips bieden geen garantie dat je geen tekenbeet oploopt. Het blijft belangrijk om te controleren op tekenbeten nadat je in het groen bent geweest.
Om een tekenbeet en dus ook de Lymeziekte te voorkomen, zijn er een aantal eenvoudige voorzorgsmaatregelen die je kan nemen. De tips bieden geen garantie dat je geen tekenbeet oploopt. Het blijft belangrijk om te controleren op tekenbeten nadat je in het groen bent geweest.
- Blijf in bossen op de paden en strijk niet langs struiken en planten omdat er misschien wel teken op zitten die wachten op een gastheer.
- Bescherm je huid als je in het bos speelt, vooral als er lage begroeiing is. Draag lange mouwen, lange broekspijpen en gesloten schoeisel. Stop je broekspijpen in je sokken. Teken kruipen vaak op het hoofd van een kind. Laat hen daarom een pet dragen als extra bescherming.
- Je kan preventief een insectenwerend product gebruiken op basis van DEET op niet-bedekte delen van de huid of zelfs op je kleding. Zo’n producten beschermen slechts tijdelijk. Wees extra voorzicht bij kinderen en gebruik bij hen enkel een product met maximaal 20% DEET. Lees aandachtig de bijsluiter.
- Ga na het wandelen en spelen na of er teken op je huid zitten. Zorg dat dit ook bij kinderen gebeurt.
Wat zijn teken?
Een teek is een heel klein, bruinzwart diertje dat lijkt op een plat spinnetje. Het is een huidparasiet die behoort tot de familie van de mijten.
Een teek heeft vier levensstadia: ei, larve, nimf en volwassen teek. In de laatste drie stadia heeft een teek bloed van een gastheer (mens of dier) nodig om zich verder te ontwikkelen. Er zijn twee grote families: de schildteken (hard lijfje) of lederteken (zacht lijfje).
Een teek is een heel klein, bruinzwart diertje dat lijkt op een plat spinnetje. Het is een huidparasiet die behoort tot de familie van de mijten.
Een teek heeft vier levensstadia: ei, larve, nimf en volwassen teek. In de laatste drie stadia heeft een teek bloed van een gastheer (mens of dier) nodig om zich verder te ontwikkelen. Er zijn twee grote families: de schildteken (hard lijfje) of lederteken (zacht lijfje).
Hoe en waar ondervind je overlast?
Teken kunnen niet springen of vliegen. Ze wachten daarom op een plant of gras tot een gastheer voorbijkomt en laten zich op het gepaste moment vallen. De teek is goed uitgerust om zich aan voorbijgaande gastheren vast te klampen. Eens vastgebeten, zuigt ze zich langzaam vol bloed. Wanneer een teek niet gestoord wordt (bv. bij een dier), kan een tekenmaaltijd tot zeven dagen duren. Bij het zuigen wordt het achterlijf van een teek steeds groter, volgezogen heeft het achterlijf de grote van een erwt.
Teken komen voor in het hele land : in bossen, maar ook op plaatsen met lage begroeiing zoals hoog gras, varens, struiken, weiden. Ook in groene stadsruimten zoals parken vind je ze terug. Wanneer je gebeten wordt door een teek kan je deze registreren op de website www.tekennet.be van het Wetenschappelijk Insitituut Volksgezondheid. Deze registratiegegevens kunnen helpen om gebieden met een hoog risico op tekenbeten in kaart te brengen. Hoe meer mensen deelnemen, hoe beter de kaarten de werkelijkheid weerspiegelen.
De periode waarin teken voorkomen, hangt sterk af van het weer. Ze zijn altijd aanwezig, maar zodra de temperatuur boven de 10°C stijgt, dus ongeveer vanaf maart tot oktober, worden ze actief.
Teken kunnen niet springen of vliegen. Ze wachten daarom op een plant of gras tot een gastheer voorbijkomt en laten zich op het gepaste moment vallen. De teek is goed uitgerust om zich aan voorbijgaande gastheren vast te klampen. Eens vastgebeten, zuigt ze zich langzaam vol bloed. Wanneer een teek niet gestoord wordt (bv. bij een dier), kan een tekenmaaltijd tot zeven dagen duren. Bij het zuigen wordt het achterlijf van een teek steeds groter, volgezogen heeft het achterlijf de grote van een erwt.
Teken komen voor in het hele land : in bossen, maar ook op plaatsen met lage begroeiing zoals hoog gras, varens, struiken, weiden. Ook in groene stadsruimten zoals parken vind je ze terug. Wanneer je gebeten wordt door een teek kan je deze registreren op de website www.tekennet.be van het Wetenschappelijk Insitituut Volksgezondheid. Deze registratiegegevens kunnen helpen om gebieden met een hoog risico op tekenbeten in kaart te brengen. Hoe meer mensen deelnemen, hoe beter de kaarten de werkelijkheid weerspiegelen.
De periode waarin teken voorkomen, hangt sterk af van het weer. Ze zijn altijd aanwezig, maar zodra de temperatuur boven de 10°C stijgt, dus ongeveer vanaf maart tot oktober, worden ze actief.
Hoe een teek verwijderen?
Spoor alle teken zorgvuldig op. Een teek kan zich overal vastbijten, maar heeft een voorkeur voor liezen, knieholtes, oksels, bilspleet en randen van ondergoed, achter de oren en rond de haargrens in de nek.
Op internet circuleren foutieve en risicovolle instructies over het verwijderen van teken met behulp van water en zeep. Lees hieronder de correcte info over het verwijderen van teken!
Verwijder alle teken zo vlug mogelijk op de correcte manier (hoe langer de teek op de huid zit, hoe groter het risico op besmetting met de ziekteverwekkende bacterie) en voer de volgende stappen zo goed mogelijk uit:
Spoor alle teken zorgvuldig op. Een teek kan zich overal vastbijten, maar heeft een voorkeur voor liezen, knieholtes, oksels, bilspleet en randen van ondergoed, achter de oren en rond de haargrens in de nek.
Op internet circuleren foutieve en risicovolle instructies over het verwijderen van teken met behulp van water en zeep. Lees hieronder de correcte info over het verwijderen van teken!
Verwijder alle teken zo vlug mogelijk op de correcte manier (hoe langer de teek op de huid zit, hoe groter het risico op besmetting met de ziekteverwekkende bacterie) en voer de volgende stappen zo goed mogelijk uit:
- Beschadig de teek niet.
- Neem met een pincet of tekentang die je kan kopen bij de apotheker de kop van de teek vast. Als u geen pincet of tekentang heeft, probeer dan de teek zo dicht mogelijk op de huid bij de kop vast te houden tijdens het verwijderen. Knijp bij het verwijderen niet in het achterlichaam van de teek en trek er niet aan. Trek de teek in één keer uit de huid, ga niet eerst zachtjes zitten draaien.
- Ontsmet de wonde en de pincet grondig met 70% alcohol of ander ontsmettingsmiddel en was je handen.
- Noteer de dag van de beet.
- Als je de teek er niet helemaal uit kan halen, raadpleeg je een arts om het in de huid achtergebleven deel te laten verwijderen.
- Noteer bij de datum van de beet de vermoedelijke plaats van besmetting om dit aan de arts te kunnen vertellen indien er symptomen zouden optreden
- Als er rode vlekken, hoofdpijn, hoge koorts, griepsymptomen of andere ziekteverschijnselen optreden na een tekenbeet, raadpleeg je zo snel mogelijk een arts om de diagnose te laten stellen en eventueel een behandeling te laten voorschrijven. Indien nodig zal bloed worden genomen om na te gaan of er sprake is van besmetting met de bacterie. zo nodig worden antibiotica voorgeschreven.
- Ga na of vrienden geen tekenbeet hebben.
De berenklauw en de reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum) zijn grote schermbloemige planten die vaak langs autosnelwegen, spoorlijnen of in verwaarloosde tuinen en bossen worden aangetroffen. Je komt er best niet mee in contact want de plant scheidt een helder waterachtig sap af dat brandwonden kan veroorzaken. Reuzenberenklauw mag niet verward worden met de inheemse en wijd verspreide gewone berenklauw.
Kom je in aanraking met de reuzenberenklauw, dan is dat in eerste instantie pijnloos. Binnen de 24 uur na aanraking ontstaan rode, jeukende vlekken die enkele uren later overgaan in een scherp begrensde ontsteking van de huid met zwelling en blaarvorming. Deze letsels kunnen er uitzien als echte brandwonden en genezen pas na 1 à 2 weken. De letsels genezen zeer traag en je houdt er vaalgrijze vlekken aan over. Het kan meerdere jaren duren vooraleer ze verdwijnen. Let op voor je ogen, het sap kan blindheid veroorzaken. Inslikken van het sap kan giftig zijn. |
Eikenprocessierups en bastaardsatijnrups veroorzaken door hun brandharen jeuk en irritatie aan ogen en huid!
Op eikenbomen vind je in bepaalde regio's in het begin van de zomer behaarde rupsen. Het zijn de larven van een nachtvlinder. Rond eind april komen de rupsen uit de eitjes. Ze zijn dan oranje en nog niet behaard. Na enkele vervellingen krijgen ze van half mei tot juni een bruine kleur en brandhaartjes op de rug. De brandhaartjes van de rups dringen in huid, ogen en luchtwegen. Dit leidt tot irritatie en kan zeer ernstige ontstekingen veroorzaken, die zelfs tot blindheid kunnen leiden.
Wat stel je vast na contact met de eikenprocessierups?
Op eikenbomen vind je in bepaalde regio's in het begin van de zomer behaarde rupsen. Het zijn de larven van een nachtvlinder. Rond eind april komen de rupsen uit de eitjes. Ze zijn dan oranje en nog niet behaard. Na enkele vervellingen krijgen ze van half mei tot juni een bruine kleur en brandhaartjes op de rug. De brandhaartjes van de rups dringen in huid, ogen en luchtwegen. Dit leidt tot irritatie en kan zeer ernstige ontstekingen veroorzaken, die zelfs tot blindheid kunnen leiden.
Wat stel je vast na contact met de eikenprocessierups?
- Irritatie van de huid, ogen en luchtwegen.
- Iemand die vaak met de eikenprocessierups in aanraking komt, krijgt steeds hevigere klachten bij elk nieuw contact.
- Bel of laat 1-1-2 bellen bij ernstige allergische reacties.
- Voorkom krabben of wrijven.
- Verwijder brandharen van de huid met plakband of kleefpleister.
- Spoel de huid en/of ogen goed met lauw water.
- Doe kleding waarin brandharen zitten uit.
- Was later de gedragen kleding op 60° C.
- Bij hevige jeuk kan zalf of crème met Menthol, Aloë Vera of Calendula verlichting geven.
Korenmijten zijn kleine spinachtigen die kunnen voorkomen in stro, hooi en andere gedroogde grassen. Beten van korenmijten lijken sterk op vlooienbeten en kunnen erge jeuk veroorzaken.
De hoornaar is de grootste inheemse wesp in België. Ze zijn minder agressief dan gewone wespen, maar een steek kan veel pijnlijker zijn. In de meeste gevallen is een steek echter ongevaarlijk.
Wespensteek In de tuin, op het terras of tijdens een wandeling. In de zomer komen vaak wespen voor. En deze beestjes kunnen venijnig steken. Weet jij wat je moet doen bij een wespensteek? Wij hebben het voor je op een rijtje gezet. Meestal is een wespensteek onschuldig. De steek kan in eerste instantie pijn doen, gevolgd door jeuk. Anders is dit wanneer iemand allergisch is of verschillende keren is gestoken. Wespen kunnen meerdere keren achter elkaar steken, zorg dat de wesp weg is na de steek. Wat stel je vast bij een wespensteek?
Wat doe je bij een wespensteek?
Wat heb je nodig?
|
In België zijn er tot nu toe nog maar een handvol meldingen van de ambrosiaplant. Ambrosia wordt ook wel hooikoortsplant genoemd, omdat hij tijdens de bloei grote hoeveelheden pollen produceert die een allergische reactie kunnen veroorzaken. De plant verwijderen kan, maar moet voorzichtig gebeuren. Je kan een melding maken bij de overheid.
|
Bruine rat
Ratten zijn dragers van een aantal ziektekiemen zoals Leptospirose, de vossenlintworm en het hantavirus. Er bestaat een kans dat deze ziekten op de mens, vee of huisdieren worden overgedragen. Leptospirose is een verzamelnaam van allerlei ziekten die veroorzaakt worden door Leptospira. De bacterie leeft bij de rat in de nieren, maar maakt de rat zelf niet ziek. Besmetting kan gebeuren door contact met urine of besmet water. De symptomen zijn erg variabel en kunnen gaan van een griepachtig gevoel tot aantasting van vitale organen. De vossenlintworm of Echinococcose kan bij de mens aantasting van de lever veroorzaken. Ratten zijn slechts tussengastheer voor de parasiet. De eitjes van de parasiet komen uiteindelijk terecht in de uitwerpselen van besmette vossen. Via regen of wind kunnen deze in de buurt verspreid worden op omliggende planten, vruchten of paddenstoelen. Het eten van of in contact komen met bosvruchten, valfruit of paddenstoelen kan dus leiden tot besmetting. Dit kan voorkomen bij kleine knaagdieren, huisdieren en uitzonderlijk ook bij de mens. Ook rechtstreeks contact met uitwerpselen of de vacht van een besmet dier kan leiden tot besmetting bij de mens. Het hantavirus kan je oplopen na contact met ratten of hun uitwerpselen, meestal door inademing van viruspartikels. Dieren besmet met het hantavirus worden niet ziek, maar zijn wel levenslang drager van het virus. In onze streken komt er enkel een relatief milde vorm van het hantavirus voor. Dat virus kan algemene griepsymptomen veroorzaken zoals koorts, rug-, hoofd- en/of buikpijn, eventueel gevolgd door verhoogde urineproductie. Meestal ben je na een korte periode terug volledig hersteld. |
Verwilderde duiven
Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat verwilderde duiven nauwelijks een risico vormen voor de gezondheid van burgers. Ziekten als paratyfus, tuberculose en papegaaienziekte worden niet door duiven overgebracht. Een vorm van vogeltuberculose die bij duiven kan voorkomen, is trouwens onschadelijk voor de mens. Wel kunnen hun uitwerpselen, nesten en karkassen van gestorven vogels een potentieel risico vormen. Deze kunnen namelijk besmet zijn met allerhande ziekteverwekkende bacteriën of parasieten zoals de vogelmijt. Vogelmijt kan jeuk en huidafwijkingen veroorzaken. Enkel bij intensief contact met mogelijk besmette uitwerpselen, nesten en karkassen is er een zeer kleine kans dat dit een allergische reactie of een infectieziekte (bv. longonsteking) veroorzaakt bij de mens. Door organisch materiaal in te ademen, kan een ‘duivenmelkerslong’ of 'extrinsieke allergische alveolitis' ontstaan. Met name duivenmelkers, monumentenwachters en onderhoudswerkers lopen dat risico omdat ze zeer regelmatig uitwerpselen opruimen en met duiven in contact komen. Ook mensen met een sterk verminderde weerstand (bv. HIV- en AIDS-patiënten) lopen een verhoogd risico op een infectieziekte. |